Federer, Nadal en Djoko, heerlijke tennissers. Maar buiten de baan saai. Ok, de imitaties van Djoko zijn leuk, maar de persconferenties van de meeste toppers zijn niet te harden en lopen over van gemeenplaatsen. Een zeldzame sneer wordt direct opgevolgd door excuses. Nee, dan de jaren zeventig. MasterTennis weet niet exact waarom, maar er was sprake van extreme strijd die op alle manieren mocht worden gevoerd. Op de baan, in de pers, in de kleedkamer. Jimmy Connors – een van de betere tennissers ooit – was daarvan de verpersoonlijking. Binnenkort volgt hier een recensie, tijdens de US Open, van zijn autobiografie The Outsider. Maar om in de stemming te komen toch nu al een paar heerlijke quotes. Uitspraken die duidelijk maken dat het niet alleen om een sportieve strijd ging; het raakte de ziel van Connors….De eerste kennismaking met McEnroe in de kleedkamer van Wimbledon. Jimbo was wereldtopper, Mac was the new kid: ‘He came to me and introduced himself. I grabbed my bag and rackets and walked past him – no smile, no hello, no handshake, no acknowledgement of his existence.’ Kijk, de stemming is gezet. En na een verliespartij in de finale tegen op Borg op Wimbledon maakt Connors duidelijk dat hij de strijd niet opgeeft: ‘I’ll chase that sonuvabitch Borg to the ends of the earth.’ Wordt vervolgd.
