Topjaren. Eerder schreven we over de superjaren 2016 van Andy Murray en 1995 van Thomas Muster. Vandaag het magische jaar 1974 van Jimmy Connors. Wel met daarbij een paar stevige relativeringen, die ook zijn recordaantal van 109 toernooioverwinningen in perspectief plaatsen.
Allereerst de context waarin Connors in 1974 zo succesvol was. Aan het begin van de Open Era in 1968 bepaalden de bobo’s van de nationale tennisbonden aan welke toernooien spelers mochten deelnemen. Dat veranderde in 1972, met de oprichting van de ATP, de Association of Tennis Professionals. Vanaf dat moment kregen de spelers zelf meer macht, waardoor zij hun eigen toernooikeuzes konden maken.
Maar die vrijheid had een keerzijde. De spelers waaierden uit over de hele wereld en deden mee aan de toernooien van hun eigen keuze, op baansoorten die ze het beste lagen. De topspelers kwamen elkaar daardoor weinig tegen op toernooien. De frustraties daarover leidden in 1988 tot de parking lot revolution, die het begin markeerde van de ATP Tour, waaronder de (toenmalige) super-9 toernooien. Indien je daar meer over wilt lezen, tik dan in de zoekbalk van FB ‘MasterTennis parkeerplaatsrevolutie’ in, voor ons artikel daarover.
Terug naar Jimmy Connors. Hij won in 1974 het gigantische aantal van 15 toernooien, waaronder drie Grand Slams: De Australian Open, Wimbledon en de US Open. Dat was in de anarchistische begintijd van de ATP, toen iedereen speelde waar ze wilden. Buiten de Grand Slams deed Connors dat vooral dicht bij huis, in de Verenigde Staten.
Ook typerend voor de anarchie van toen was de uitsluiting van Connors voor deelname aan Roland Garros, vanwege zijn betrokkenheid bij World Team Tennis, een vrij kortstondige tenniscompetitie tussen gemengde landenteams, waar Roland Garros blijkbaar niets van moest hebben. En Connors zelf koos ervoor om niet mee te doen aan de Masters Cup, de huidige World Tour Finals. Geen zin in, waarschijnlijk. Het was chaos in die tijd. Jimmy Connors speelde in het gehele jaar 1974 in 99 wedstijden slechts 7 keer tegen een top-10 speler: Ilie Nastase, Stan Smith, Manuel Orantes, Bjorn Borg, Ken Rosewall, Tom Okker en Arthur Ashe. Tijdens de drie Grand Slams die hij won, trof Connors slechts één top-10 speler. Dat was Rosewall, in de finale van de US Open.
Maar nu wordt het echt bizar! In het toernooi van Manchester, ter voorbereiding op Wimbledon, speelde Connors drie partijen tegen spelers die nooit een ATP-ranking hebben behaald. Een vierde tegenstander, ene Mike Collins, de opponent van Connors in de finale, speelde in zijn hele carrière in totaal 12 ATP-wedstrijden en behaalde als hoogste ranking plek 793. Om in Connors-taal te spreken: Jimmy zal er schijt aan hebben gehad. Hij kan pronken met 15 toernooizeges in 1974, drie Grand Slam overwinningen dat jaar en met zijn debuut als nummer 1 van de wereld op 29 juli 1974.
Tot op de dag van vandaag is hij slechts één van zes spelers die in een jaar (minimaal) drie Grand Slams hebben gewonnen. Die cijfers en prestaties staan gebeiteld in de geschiedenisboeken, evenals de 109 toernooioverwinningen van Connors. Roger Federer probeert dat aantal op een dag te evenaren. Maar Federer speelde in ATP-toernooien nooit tegen tegenstanders zonder ranking. Zoals we memoreerden in ons stuk over de parkeerplaatsrevolutie, verzuchtte Mats Wilander in 1988: “Het is lastig om week in week uit gemotiveerd te blijven, tenzij we vaker tegen tegenstanders spelen die even goed zijn als wij”. Dat was het begin van de huidige, competitieve ATP Tour. Gelukkig maar.
We gunnen Jimmy Connors zijn records, maar we zien liever de strijd van tegenwoordig.